Hoe
staat het
momenteel met
het onderzoek
naar en
de toepassing
van GGO’s
in Nederland
en Europa?
Kan het
een rol
spelen op
het gebied
van duurzaamheid?
Hoe kan
het negatieve
imago van
GGO’s
worden aangepakt?
We vroegen
het aan
prof. dr.
Euverink.
Prof.
dr. Euverink,
vakgebied
microbiologie,
speelt een
grote rol
in de
BioBRUG. De
BioBRUG is
een
samenwerkingsverband
tussen de
Universiteit van
Groningen en
het bedrijfsleven
op het
gebied van
duurzaamheid. Het
onderzoek met GGO’s
kan hierbij een rol spelen.
Dhr. Euverink
is dan
ook bij
uitstek een
persoon die
de bovenstaande
vragen kan
beantwoorden.
Dat
Nederlandse
voeding momenteel
nog relatief vrij
is van
GGO-gerelateerde
technieken is de
eerste aanname
die dhr.
Euverink
doorprikt. “Veel
toevoegingen in
ons huidige
voedsel, zoals
enzymen die aan bijvoorbeeld brooddeeg worden toegevoegd ,
worden al gemaakt
door bacteriën
of schimmels
die genetisch
gemanipuleerd
zijn. Dit
valt echter
vaak buiten
de discussie
omdat het
GGO-organisme
niet ZELF
in ons
eten belandt.”
Euverink ziet
veel kansen
voor GGO’s
in het
duurzaamheidsvraagstuk
en speelt
daar zelf
ook graag
een grote
rol in.
Te denken
valt aan
de aanpak
van
antibioticaproblematiek,
het omzetten
van biologische
materialen naar
opnieuw bruikbare
stoffen en
het realiseren
van beter
en houdbaar
voedsel. Op
de vraag
of door
het spelen
met DNA
niet op
de stoel
van een
schepper gaat
zitten antwoordt
hij: “DNA
is DNA.
Ik heb
niet zoveel
moeite met
het feit
dat DNA
van een
microorganisme in
een plant
wordt gezet.
Zeker als
het een
al aanwezige
functionaliteit
efficiënter
maakt.” Hij
geeft aan
dat wel
onderzocht moet
worden of
er geen
schade wordt
berokkend bij
de beoogde
doelgroep. Maar
dat het
een techniek
is waarmee
directer en
gerichter kan
worden gewerkt
dan met
klassieke
veredeling als
kruisen en
selecteren is
volgens hem
een feit.
De vraag of er niet mogelijk
te grote
risico’s
aan kleven
wuift hij
weg: “De
vraag is
welk risico
je accepteert.
Is dat
1 op
de 100.000?
1 op
de miljoen?
Of nul?
Dan kun
je namelijk
niets meer.”
Wetgeving bepaalt
dergelijke
acceptabele
grenswaarden. Zo
geldt voor
ons drinkwater
dat er
per jaar
minder dan
1 op
de 10.000
consumenten ziek
mag worden.
Op het
gebied van
GGO’s
in voeding
bestaat er
volgens dhr.
Euverink nog
geen soortgelijke risicowetgeving.
“Dat hoeft
nog niet.
Maar zodra
we uit
noodzaak voor
import of
verbouw van
GGO’s
moeten kiezen
accepteren we
een hoger
risico.” Hij
erkent dat
in de
eerste gewassen
antibioticaresistentie
“merkers”
terecht waren
gekomen. Dit
had bij
verdere
uitrolling tot
antibioticaresistente
bacterien kunnen
leiden, met
alle gevolgen
vandien. “Dat
is nu
wel verbeterd.”
Het
huidige
imagoprobleem van
GGO gewassen
komt volgens
hem voort
uit het
feit dat
producenten als
Monsanto de
verkeerde
volgorde hebben
gekozen: bij
de introductie
van de
techniek hebben
ze vooral
hun eigen
belang voorop
gesteld in
plaats van
dat van
de consument.
“Als ze
waren begonnen
met het
introduceren van
een tomatenras
dat bijvoorbeeld
een stuk
steviger is
en daardoor
minder snel
bederft zou
de technologie
ongetwijfeld
sneller
geaccepteerd
worden.” Het
huidige negatieve
beeld rondom
GGO’s
kan volgens
hem dan
ook alleen
ongedaan gemaakt
worden door
een crisis
of een
noodzaak. Zo
zouden GGO’s
trapsgewijs via
de hoek
van de
medicijnen kunnen
worden
geïntroduceerd
op de
Europese markt.
De volgende
stap zou
gezondheidsbevorderende
voeding zijn,
met bijvoorbeed
meer vitaminen
of
anti-oxidanten.
Uiteindelijk zullen ook
reguliere
gewassen
genetisch
gemanipuleerd
kunnen zijn. Via
deze stappen,
waarbij van een initieel klein
naar een
groot aantal
hectares wordt
gewerkt, wordt
bovendien
voorkomen dat
eventuele
risicovolle
consequenties
niet meer
terug te
draaien zijn.
Een tijdens
het gesprek
veelvuldig
terugkerend
argument is
“efficiëntie”.
“We hebben
nu eenmaal
meer en
meer monden
te voeden,
schaarsere grond
en we
willen een
hogere opbrengst
per hectare.
Als dat
niet meer
op te
lossen is
met technieken
als kruisen,
maar wel
met GGO’s,
dan zullen
de ontwikkelingen
die kant
op gaan.
Dat is
een keuze
die je
maakt als
samenleving. Maar
zaken als
verlies van
de natuurlijke
diversiteit in
gewassen worden
daar niet
in meegenomen.”
Problemen, die
voortkomen uit
het systeem,
als
machtsposities
van
zadenproducenten,
maar ook
mogelijke
kruisbestuiving
van andere
gewassen kunnen
volgens hem
wellicht worden
voorkomen door
het afschaffen
van patenten,
productie
overlaten aan
de vrije
markt en
het creëren
van steriele
gewassen. Boeren
zullen daardoor
in vergelijking
met de
huidige situatie
wel in
een afhankelijke
positie komen.
“Dat klopt,
maar als
de huidige
landbouwtechnologie
de problemen
niet meer
kan oplossen
is dit
onvermijdelijk.
Het blijft
een voortdurende
afweging van
belangen.” Hij
geeft aan
dat een
eerlijker
verdeling van
voeding en
lokaal produceren
al een
flink deel
van de
voedselproblematiek
zal oplossen,
maar ook
daar zit
een maximum
qua productie
aan verbonden.
Conclusie? GGO's zijn here to stay.
Hilde Anna de Vries: Op
basis van dit gesprek bekruipt mij het gevoel dat GGO’s misschien
wel veel sneller dan ik had verwacht op grote schaal zullen worden ingevoerd. Het feit dat efficiëntie overwegingen hier een van de grootste drijfveren voor zijn vind ik enigszins verontrustend. Pure marktwerking is in mijn ogen namelijk niet de oplossing voor alle wereldproblematiek. Bijvoorbeeld door het feit dat belangrijke zaken als ethiek en het belang van biodiversiteit hier simpelweg geen enkele rol in spelen. Ook het feit dat GGO's NU al een grote rol spelen in onze voedselvoorziening via productie van additieven vond ik enigszins shockerend. Wat vind jij?